Hoe zag Oudenaarde eruit in de 16de eeuw?

Jacob van Deventer was een cartograaf die in 1558 door Filips II werd aangesteld als keizerlijk geograaf om de steden van de Zeventien Provincies in kaart te brengen.

Hij werkte van 1558 tot 1571 aan zijn meesterwerk. Van Deventer karteerde gemiddeld 22 steden per jaar (gemiddeld 2 steden per maand!).

Zijn kaart van Oudenaarde bevat een schat aan informatie van hoe Oudenaarde er in die tijd moet uitgezien hebben.

Cyril Carton analyseerde de kaart en leverde een schitterende masterscriptie af met als titel ‘Oudenaarde op kaart - Een grondige analyse van de 16de-eeuwse kaart van Jacob van Deventer (2009-2010).’



Atlas des villes des Pays-Bas: 73 places levées entre 1550 et 1565 sur les ordres de Charles Quint et de Philippe II; Jacob van Deventer; Oedenaerde, Ename, Beveren, Lubeghem; KBR

Wijken

Oudenaarde kon in drie wijken verdeeld worden, namelijk de Sint-Walburga- en Pamelewijk en de Eindries.

Sint-Walburgawijk

Bestond uit onder meer de Hooghstraete, de Nederstraete, het Cuupestraetken, de Meijnaert, de Wyngaerstraete, de Cattestraet, de Maerct, Thospitaelstraetken, Ter Merschpoorten, den Sac, de (voor)Borch, de Brootstraete, de Eynstraete, de Nieuwstraete en Tussenmuren.

De Hooghstraete liep parallel met de Nederstraete van de Grote Markt naar de Meijnaert. In de 14de eeuw sprak men nog van de Hoogpoort. Beide straten zijn van de oudste van de stad. Ter hoogte van de Nederstraat lag de St-Amandsplas. De Hoogpoort was de westelijk hoger gelegen straat. De Nederstraat was de lager gelegen weg ter hoogte van dat moeras. Na een brand in de 13de eeuw ontstonden 2 brandgangetjes, Tcruusstraetken en het Pompstraatje. De tuinen van de westelijke huizen uit de Hoogstraat liepen tot aan de stadsmuren. In de straat lag het grauwzusterklooster en stonden heel wat patriciërshuizen, herbergen en brouwerijen. Zo waren er de brouwerij de Catte, de herbergen den Franschen Schilt en Den Bonte Esele, en het huis het Cruysken.

De weg ten westen van het stadhuis, wordt op de kaart als een straat afgebeeld. Het was niet meer dan een steegje waar diverse huizen rond stonden. Tot op vandaag is hier nog spoor van. Restaurants Harmonie en de Zalm liggen niet op dezelfde rooilijn en worden aan de straatzijde gescheiden door een kleine doorgang met een poortje. Reeds in 1462 was er sprake van den ghanck van het schildeken. Dit steegje stond beschreven als weg naar den Franschen Schilt tegen de zogenaamde Bonte Esele.

De weg die westwaarts naar de omwalling liep, tussen het Kruisstraatje en het Pompstraatje in, noemde sinds de 13de eeuw den borreganc of borrenganghe. De straat liep naar een waterpoort, die later door een toren werd vervangen. Ten noorden van deze borregang werd in de 17de eeuw het Kasselrijhuis gevestigd. De Borregang bestaat niet meer.

Aan de oostzijde van de Hooghstraete, midden het Pompstraatje en het Kruisstraatje, stond de St-Amanduskapel (niet afgebeeld).

De Nederstraete verwees naar het lager gelegen, moerassige gebied dat de St-Amandusplas werd genoemd. Deze lag vóór haar drooglegging in het noordoosten van de stad. In 1279 was hier een hevige brand. Het Pompstraatje en het Kruisstraatje kregen toen hun eigenlijke vorm. In de Nederstraat stond vroeger de Sint-Eligiuskapel. De 2 dwarsstraatjes tussen de Nederstraat en de Hoogstraat veranderden door de eeuwen heen geregeld van naam. De huidige Pompstraat noemde in de middeleeuwen het Puttestraetke. Een tijdje werden de straatjes zelfs beiden Pompstraatje genoemd. De dwarsstraatjes zorgden ervoor dat de huizen werden gescheiden zodat een eventuele brand niet zo gemakkelijk kon overslaan. Op het plan is in de Nederstraat ten zuiden van de Kattestraat een doodlopend straatje te zien. Dit Cuupestraetken of Kuiperstraatje bestaat nu niet meer.

De Meijnaert was het plein dat ten zuiden van de Beverepoort lag en aansloot op de Hoogstraat en de Nederstraat. Vandaag is hier het Tacambaroplein terug te vinden. Waar nu de Meinaart is, lag vroeger de Oude Catte en de 16de-eeuwse Molenstraat (patrouilleweg aan de Beverepoort). Het Tacambaroplein is door de vestingswerken van Vauban heel wat groter dan de 16de-eeuwse Meinaert. In de middeleeuwen stond de Meinaert bekend als het deel Binnen der Beverpoorte. Ten westen van de Meinaert lag het Stoefstraetken dat verwijst naar de stoven (publieke badhuizen). Eind 16de eeuw werd de Stoofstraat de Molenstraat genoemd. In 1579 werden er vestingwerken uitgevoerd. Er ontstond ter hoogte van de Stoofstraat een catte waarop een molen werd geplaatst.

De Wyngaerstraete ging van de Meinaert oostwaarts naar de stadsomwalling en verwijst naar het vroegere moerassige gebied. Tzwartzusterhuus van Oudenaarde bevond zich sinds 1295 in de Wijngaardstraat dicht tegen de stadsommuring. Door de vestingswerken van Vauban verhuisden de zwartzusters in 1670 naar het huidige karmelietenklooster in de Einestraat (voorheen het Sint-Jacobshospitaal). Het bastion dat zich aan de Einestraat uitstrekte, werd naar de zwartzusters genoemd.

De Cattestraet liep in het verlengde van het Kruisstraatje, van de Nederstraat oostwaarts naar de stadsmuren (de Cattepoort) toe. De Cattepoort gaf toegang tot de Eindries. In het verlengde lag een straat, namelijk de Nieuwstraete. Deze 2 straten hadden toegang tot elkaar. In de 16de eeuw werd deze Kattepoort verbouwd tot de Blaffaertstoren. De Cattestraet werd in 1272 voor het eerst vermeld, meer dan waarschijnlijk eerder als wijknaam rond de straat.

De Maerct was het hele plein begrensd door het stadhuis, de ingang van de Einestraat, de Broodstraat, de Voorburg, het Meerspoorsteegje en de Sint-Walburgakerk. Ze was onderverdeeld in verschillende kleinere markten: de Zautmarct, de Fruitmarct, de Lijnsaetmaerct en de Wullemaerct, de Zuvelmaerct, de Corenmaerct en de Gaerenmaerct. Het plein werd opgedeeld naargelang de goederen die verkocht werden. De Maerct werd ook opgedeeld in de Kleine en Grote Markt. De Grote Markt werd in de 14de eeuw aangelegd.

Waar de Zoutmarkt was, is niet duidelijk. Ofwel lag deze tussen de Einestraat en de Nederstraat, ofwel tussen de Broodstraat en de Voorburg. De Fruitmarkt bevond zich ten noorden van het Vleeshuis. Op de kaart is te zien dat het Vleeshuis op de Markt stond, in de buurt van de Broodstraat. In de 16de eeuw stonden er 13 huisjes, eigendom van de stad, rond de Vleeshal. Ze staan echter niet op de kaart. Ze stonden in een boog rond de hal naar de Broodstraat gericht. Naast het Vleeshuis stond een marktkruis. Waar marktrechten van toepassing waren en er rechtspraak werd gedaan, werden in de middeleeuwen marktkruisen geplaatst als symbool van de macht en de geldende regels. Naast dat marktkruis stond veelal ook nog een schandpaal en soms een schavot.

De Lijnzaadmarkt verkocht haar goederen ter hoogte van de toren van Rokegem.

De Wullemaerct lag ten noorden van de Lijnzaadmarkt en bevond zich ter hoogte van De Croone.

De Garenmarkt en de Korenmarkt situeerden zich op de huidige Kleine Markt.

Tussen de Einestraat en de Broodstraat stond de Ammanije, de stadsgevangenis. In tijden van oorlog werden naast de gewone criminelen ook de krijgsgevangen hier opgesloten.

Aan de westzijde van de Grote Markt stond in de hoek van het Hospitaalstraatje met de Markt de toren van Rokegem. De eerste 4 huizen werden in WO1 vernield en heropgebouwd in Vlaamse stijl. De rooilijn werd hierbij veranderd. Aan de andere kant van het Hospitaalstraatje stond de voormalige Sint-Joriskapel (gebouwd in 1353). Later werd deze ingewerkt in de huizen op de Markt (bij de toren van Rokegem).

Op de Kleine Markt stond vanaf de 13de eeuw een korenhal. Deze werd in 1485 afgebroken. Op de hoek met het Meerspoortsteegje staat op de kaart nog geen refuge van de priorij van Onze-Lieve-Vrouw ten Walle van Elsegem. De Augustijnen kochten deze pas in 1628.

De Vischmaerct werd op de Voorburg gehouden. Het stadsbestuur kocht hier in 1545 enkele percelen om de Vismarkt te kunnen installeren. Ten westen van de Vismarkt werd in 1584 de nieuwe Vleeshal gebouwd. Het oude Vleeshuis op de markt werd afgebroken. De Vismarkt en de Garenmarkt vormden lange tijd één geheel. Pas in de 16de eeuw zorgden de opkomst van de huisjes voor een scheiding tussen de Vis- en de Garenmarkt. Op de Garenmaerct, dat het oudste deel van de stad is, bevonden zich rijke patriciërshuizen.

Thospitaelstraetken, de huidige Sint-Walburgastraat, liep van de Grote Markt westwaarts richting het Onze-Lieve-Vrouwehospitaal van Oudenaarde.

Rond de Sint-Walburgakerk had de Sint-Jorisgilde haar kapel en de minderbroeders hun klooster.

Ter merschpoorten was de buurt tussen de Meerspoort en de Kleine Markt. De weg was het Meerschpoortstraetken (nu het Meerspoortsteegje). Hier bevinden zich nu het Centrum Ronde van Vlaanderen, de Residentie Droesbeke en het Minderbroederplein.

Het gebied, begrensd door de Schelde, de Burgschelde en de Garenmarkt werd reeds in de 15de eeuw als den Sac benoemd. Het doodlopende straatje, het Zacxken, ontstond in de 16de eeuw. In 1412 vestigden de verstoten bogarden zich in den Sac na hun onteigening in 1382 door het Onze-Lieve-Vrouwehospitaal.

Tussen de Meerspoort en het Zakske bevond zich een kaaihuisje op de linkeroever van de Schelde. Er lag hier een kleine haven die meer dan 3 eeuwen in gebruik bleef.

De Borch is het eiland begrensd door de Schelde en de Burgschelde.

De straat op de linkeroever van de Burgschelde is de Voorburg genoemd. De naam kwam niet voor vóór de 16de eeuw. Het ligt namelijk vanuit het stadscentrum gezien vóór de Burg. De straat in het verlengde (over de Burgschelde) is de Burg. De straat die Naer Tspey genoemd werd, heet nu de Achterburg. Er is een steegje dat het Levytstraetken of Levitenstraetje genoemd werd. In het Begynestraetjen, eveneens een zijstraatje van de Burgstraat, bevindt zich het Begijnhof. Waar het kasteel van Pamele stond (afgebroken vanaf 1782), ligt nu de Kasteelstraat.

De Brootstraete is de straat lopende van het vroegere Vleeshuis op de Grote Markt naar de 2 muelenen op de Krekelput. De straat werd reeds in de 14de eeuw vermeld. In de Broodstraat stonden enkele winkels en brouwerijen. Op het einde van de Broodstraat was er de Hoofdeloze Poort, met een brug over de Burgschelde. Tot 1548 bevond zich in deze straat het Huus van Elzegem, het refugehuis van de priorij van Onze-Lieve-Vrouw Ten Walle van Elsegem. Op de kaart van van Deventer is het niet weergegeven. De Sint-Barbaranering had hier zijn gildehuis, het Sint-Barbelenhuis. Een merkwaardig huis is dit van de brouwerij Den Pau (oudste vermelding uit 1487).

De Eynstraete is de straat tussen de Grote Markt en de Einepoort die toegang gaf tot de Eindries. In de Heynstraete of deynstraete lag het Sint-Jacobsgasthuis. Een waterschep leidde naar de Oude Schelde. In het verlengde kwam later het Lappersfort te liggen. De Einestraat is één van de oudste straten in Oudenaarde. In de straat stonden vroeger toevluchtsoorden, neringhuizen, brouwerijen en herbergen.

De Nieuwstraete liep van de Einepoort naar de Blaffaertstoren (de huidige Woeker). De Woeker verwijst naar de geldhandel van de Lombarden die daar hun pandhuys of woeker hadden. In de Nieuwstraete stond ook het klooster van Elsegem (evenwel niet op de kaart). Er was ook een Nieuwstraete gelegen op de Eindries, in het verlengde van de Kattestraat.

Waar nu Achter de Wacht ligt, lag een patrouilleweg evenwijdig met de omwalling. Deze werd Tussenmuren genoemd (net zoals het deel ten zuidwesten van de abdij van Maagdendale). Een andere benaming voor dergelijke patrouillewegen was Rempaerden (een deel aan de Kattestraat, een deel evenwijdig met de Hoogstraat en het stuk tussen de Berg- en de Baarpoort).

Pamelewijk

Bestond uit onder meer Bachten meulene, Tusschenbrugghen, de Raemstraete, de Beckstraete, An tsion, de Berchstraete, An tspeij, de Baerstaete, het Maegdendaelstraetken, Achter de kercke van Pamele, Den Smallen Dam, Ham, Tussenmuren, de Rempaerden en Ten bailden.

Bachten meulene was de stadswijk die door de Krekelput, de Grachtschelde en de omwalling en de Burgschelde begrensd werd. De naam komt van de Tweemolen, een watermolen op de Burgschelde tussen de Broodstraat en de Krekelput. De wijk bestond uit een lang plein met een huizenblok in het midden en werd sinds 1461 gebruikt als Vlas- en Varkensmarkt. Heden is dit het Jezuïetenplein of Patersplein, genoemd naar de Jezuïeten die zich hier in de 17de eeuw kwamen vestigen. Op Bachten Meulen bevonden zich vele steegjes die op de kaart van van Deventer niet staan afgebeeld.. Het was een arme buurt, bekend voor de prostitutie. De vele steegjes maakten de kleine huisjes bereikbaar. De huidige Koningstraat en het Lappersfort dwarsen de wijk en werden in de 18de eeuw aangelegd. De Krekelput is de straat tussen de Broodstraat en Tussenbruggen (tussen de Tweemolen en de brug over de Grachtschelde met bijhorende watermolen).

Tusschenbrugghen (‘entre deux ponts’) was de straat tussen de stenen Hoge Brug en de brug aan de Grachtmolen. Deze bruggen zijn ondertussen verdwenen. De straat is één van de oudste van Oudenaarde.

Het Raemstraetkin is het straatje dat van Tussenbruggen naar de refuge van Ename liep. De huidige naam is Refugestraat.

De Beckstraete liep van de Steenpoort naar de Perretoren, evenwijdig met Schelde. Sinds de rechttrekking van de Schelde is de Bekstraat ingenomen door de kaai (Marlboroughlaan). De straatnaam wordt nu gebruikt voor het plein tussen de Marlboroughlaan en het Gentiel Antheunisplein.

An tsion situeerde zich rond het klooster van Sion, op de rechteroever van de Schelde. De straat, evenwijdig met de Schelde is de Bourgondiëstraat en dankt uiteraard zijn naam aan het aan het kasteel van Bourgondië dat aan het einde van de straat lag. Het merkwaardigste huis is het huis Lalaing. Deze statige herenwoning dankt zijn naam aan Philips de Lalaing, heer van Schorisse en stadsgouverneur, die er woonde in de 16de eeuw. Het zijstraatje van de Bourgondiëstraat was het Sionstraatje.

De Berchstraete (le Berstrate) is de straat tussen het Spei en de Bergpoort. Na de afbraak van de versterkingen (19de eeuw) werd de Bergstraat verlengd tot aan de herberg ‘De Smokkelkom’ te Edelare. Typerend waren de talrijke cafés en de economische bedrijvigheid.

An tspeij was de kaai op de rechteroever vanaf de Bergstraat tot aan de Baarstraat. Sinds de 16de eeuw werd het Sleutelstraat genoemd. Hier situeerde zich sedert zeker de 14de eeuw de kapel van Onze-Lieve-Vrouw ten Walle. In 1828 werd de kapel afgebroken. In 1717 werd op het Spei de fontein Pierlepijn aangelegd. In 1854 werd de Pierlepijn vervangen door de Louise-Mariefontein wat de straat de nieuwe naam Louise-Mariekaai opleverde.

De Baerstraete verbindt het Spei met de Baarpoort. In 1175 spreekt men over le rue de la Bare. Hier moet de Baarmolen gestaan hebben. Er liepen diverse waterlopen en gangen in de buurt van de Baarstraat. Deze zijn niet afgebeeld op de kaart van van Deventer.

Het Maegdendael Straetken maakte de verbinding van de Baarstraat naar de abdij van Maagdendale.

De weg rond het kerkhof van Pamele werd achter de kercke van Pamele (derrière l’âtre) genoemd. Het kerkhof werd in 1784 gesupprimeerd door Jozef II die om hygiënische redenen de kerkhoven buiten de stadsmuren wilde. Ten zuiden van tkerckstraetken lag het zwartezusterklooster van Pamele gebouwd in de 13de eeuw. De zusters leefden volgens de augustijnerregel. De huidige gebouwen dateren voornamelijk uit de 17de eeuw.

Den Smallen Dam was het jaagpad of trekweg op de Ham op de rechteroever van de Schelde. De Smallendam ligt nu op de linkeroever door de rechttrekking van de Schelde.

De Ham is het gebied van aan de Meerspoort tot aan de abdij van Maagdendale. Het was ook de naam van de straat die loodrecht op de Scheldebocht stond. Op de hoek met de Smallendam stond de refuge van de abdij van Petegem (voorheen in de Kattestraat gevestigd). Op het einde van de 18de eeuw vestigden de apostolinnen zich hier.

Het meulen Straetken sneed de Ham doormidden. Komende van de straat de Ham naar de Smallendam. Het dankt zijn naam aan de windmolen die op de hoek met de straat de Ham stond. Deze molen, die niet op de kaart staat, was in handen van het Onze-Lieve-Vrouwehospitaal. Ten zuiden van de Molenstraat lag het Jooris hoff, het oefenterrein van 1 van de 3 schuttersgilden van Oudenaarde.

Het walleken of doude wailleken was het groepje huizen op de hoek van de Molenstraat en de Smallendam.

Het Ent straetken was één van de zijstraatjes van de Ham.

De patrouilleweg aan de binnenkant van de omwalling aan de abdij van Maagdendale noemde Tussenmuren. De naam is ongewijzigd gebleven. De patrouilleweg tussen de Baar- en de Bergpoort werd de Remparden genoemd.

Ten Baillen was de wijk tussen de Bergpoort en de Edelareberg. Het lag buiten de muren ten oosten van de stad. Het behoorde juridisch gezien bij Pamele. Het werd voor het eerst vermeld in 1434.

Eindries



Deze buitenwijk van Oudenaarde bestond uit onder meer
den Cleynen Eyndriesch, den Grooten Eyndriesch, den Groenen Eyndries, de Dweersstraat, de Pottierstraat, Tpachtgoetstraetken, Peperstraetkinne, het Pudemerestraatje, Hofland, de Nieuwstraat, de Coolstraete, de Eecxkensstraete, Fortstraat, de Brouckstraete., D’abeelstraet, de Wostyne, het Vuylstraetken, de Galgestraete en de Clynckebijlsbrugghe.

De Eindries kon men opdelen in de Cleenen Heyndriesch, de Grooten Heyndriesch en de Groenen Heyndriesch. Dit komt ongeveer overeen met de huidige Parkstraat, de Prins Leopoldlaan en de Groenstraat.

Na het graven van de Coupure in de 18de eeuw had men het over Binnen en Buiten Eindries, (binnen of buiten de Coupuregracht).

Den Cleynen Eyndriesch was de straat lopende van de Einepoort noordoostwaarts richting een bocht van de Schelde en werd ook Bleekdries genoemd. Rechts ervan waren de Ganzeputten en het oude 13de-eeuwse Sionklooster. Vandaag ligt hier de Parkstraat, al loopt die oostelijker dan de oude Kleine Eindries. De huidige Scheldestraat, Scheldekaai, Adriaan Brouwerstraat en Keizer Karelstraat vormden het gebied rond de Kleine Eindries. De Parkstraat en de Prins Leopoldstraat werden vroeger de Lindestraat genoemd (naar de herberg De Linde). Op de hoek met de Dweersstraat (nu de Dijkstraat) stond tussen de Grote en de Kleine Eindries een badstove.

De straat verder aansluitend op de Kleine Eindries heette den Grooten Eyndriesch. Ze liep vanaf herberg De Linde aan de Dweersstraat noordwaarts tot aan de Clynckebijlbrugghe. De Grote Eindries is nu te vergelijken met de Prins Leopoldstraat. Deze liep in een boog rond de tweede Scheldebocht. Pas in de jaren 20 van de vorige eeuw werd de Schelde hier rechtgetrokken waardoor de huidige Prins Leopoldstraat eveneens een rechte straat is geworden. Het Onze-Lieve-Vrouwehospitaal en de stad Oudenaarde hadden hier stukken grond. Er waren hier leprozenhuisjes gevestigd (net zoals in de Kleine Eindries).

De weg evenwijdig met de Grote Eindries (ten westen ervan) noemde in de 16de eeuw de Groenen Eyndriesch. De straat liep tot aan het curte vestkin ande wostyn plancke. Vandaag is deze straat de Groenstraat. De Dweersstraat behoorde ook tot deze wijk. Deze lag tussen de Pudemere, de westelijke vijver van de Eindries, en de Kleine Eindries,. De Dweersstraat was dichtbevolkt.

De Pottierstraat was de weg tussen de Pudemere en de Broekstraat. Nu is dit het westelijke deel van de Dijkstraat.

Tpachtgoetstraetken liep van de Pottierstraat via een windmolen naar de Beverepoort door de oude gronden van het Hospitaal.

Het Peperstraetkinne liep van waar de Huddegembeek aan de Beverepoort in de stadsvesten kwam naar de Pudemere.

Het Pudemerestraatje liep ten oosten van de Pudemere, richting de stadsvesten en grensde aan het Hofland.

Het Hofland was het stuk grond tussen de Dweersstraat in het noorden, de Nieuwstraat in het oosten, de Buitenste leieweg in het zuiden en de Pudemere in het westen. De huidige Hofstraat herinnert aan deze lap grond. Thoflandstraetken is het zijstraatje van de Dweersstraat dat het Hofland doorsnijdt. Het hospitaal van Oudenaarde had in het Hofland verschillende stukken grond.

De Nieuwstraat lag in het verlengde van de Kattestraat. De Kattepoort was vroeger naast de Einepoort een toegang tot de Eindries. De poort werd in de 16de eeuw vervangen door de Blaffaertstoren.

De Coolstraete was de straat tussen de Nieuwstraete en de Kleine Eindries, evenwijdig met de Dweersstraete en met de vesten. Door de vestingwerken van Vauban in de 17de eeuw verdween de Coolstraat, samen met het Hofland en de Nieuwstraat. In de 19de eeuw, na de sloop van de vestingen, werd dit vrijgekomen land gekocht door Liedts. Waar eertijds deze straten lagen, ligt heden hier het park Liedts met de volkstuintjes. Moest het straatje nog bestaan, dan zou het huidige Liedtspark doormidden gesneden worden.

De Eecxkensstraete liep van de Pudemere naar de kapel van Onze-Lieve-Vrouw Ten Eik in het noorden (de kapel bij den Eecxkene). Het Sionklooster, de stad Oudenaarde en het hospitaal hadden hier gronden. Ten westen van de Eecxkensstraete lagen verschillende blekerijen, vandaar de huidige naam Blekerijstraat. Iets noordelijker ligt nog steeds Ter Eecken. Dit verwijst naar de plaats van de oude kapel. Een oudere benaming van de straat was Schutterstraat

In 1461 werd tbordeel op den eyndriesch vermeld. tBordeelkin was het gebied begrensd door de Dweersstraat de Eecxkensstraat en de Groenstraat. De Sint-Jacobsgilde en het klooster van Sion hadden er grond. Een hoeve was eigendom van Sion (tBordeelken). Later kwam op Thoogh Bordeel het kerkhof. Tussen de laatste rij graven ligt nog een steenput van de boerderij tBordeelken.

De huidige Fortstraat dankt zijn naam aan het Fort aux Choux dat in 1681 door Vauban hier werd gebouwd.

De Brouckstraete liep van de Beverestraat richting Eine. Het was de westelijke grens van de Eindries, de grens met Bevere. De Broekstraat werd reeds vermeld in 1285. Het vormt de grens vormt tussen Bevere en de Eindries. Het is de grens tussen een hoger en een lager gelegen gebied (de broek – het moeras). De Broekstraat was een dichtbevolkte straat, net zoals de Groenstraat en de Kleine Eindries. Toch waren er tal van boerderijen te vinden in de straat. Het hospitaal had er een aantal blekerijen.

D’abeelstraet was de straat tussen de Clynchbytstbrugghe en de kapel van Onze-Lieve-Vrouw Ten Eik, op de hoek van de Eexkensstraete. De abeel (een loofboom) werd gebruikt om als grensboom bij akkers en andere eigendommen te dienen. Ook hier bezat het hospitaal gronden op de Eindries.

De Wostyne was het straatje tussen de Groenstraat en de Eecxkensstraete, parallel aan de Abeelstraete.

Het Vuylstraetken was de straat vanaf de Onze-Lieve-Vrouwkapel Ten Eik naar de Broekstraat.

De Galgestraete werd reeds in de 14de eeuw vermeld. Ze loopt van de Clynckebijlsbrugghe aan de Abeelstraat noordwaarts richting Eine. Hier stond vroeger een galg.

Een andere weg die vanaf de Clynckebylsbrugghe richting Ename liep, was de Rode weg of Rode baan (de huidige Rode Los). De kleur verwees naar het rode gruis van de steenbakkerijen die daar vroeger gevestigd waren.

Water

Langs de westzijde kwam de Schelde Oudenaarde binnen via de Buitenste Meerspoort. Hier was een versterkt sluizenwerk dat reeds in 15de eeuw bestond. Binnen de stad had de Schelde 3 bijkomende takken: de Burgschelde, de Grachtschelde en de middeleeuwse doorsteek.

De ‘oude’ (oorspronkelijke) Schelde kronkelde zich een weg door de streek van Oudenaarde. Dit was niet anders in de stad zelf. De oude Schelde slingerde zich na haar binnenkomst in Oudenaarde door de Smallendam richting het Spei om zich vervolgens opwaarts richting de Viermolen te begeven, om via de achterkant van de Einestraat tenslotte de stad te verlaten.

De doorsteek van de Schelde (de Grote Riviere van de Schelde) van aan het Spei richting het kasteel van Bourgondië was in 1155 reeds een feit. Hierdoor kon de scheepvaart gemakkelijker door de stad varen. Het Spei werd pas eind 19de eeuw vervangen door een sluis. Na de vernieling op het einde van de eerste wereldoorlog werd een nieuwe sluis stroomafwaarts op de Eindries gebouwd. In de jaren 60 van de vorige eeuw werd de Schelde volledig rechtgetrokken.

Bij de Burgschelde wordt aangenomen dat deze een gegraven gracht is tussen 2 bochten van de Schelde (in functie van een castrum). De stelling dat het zou gaan over een minder belangrijke aftakking van de Schelde mag evenwel niet uitgesloten worden (door het uitschuren van de rechteroever zou de Scheldearm stilaan door de tijden heen naar het oosten opgeschoven zijn waardoor op die manier een eiland ontstond).

De Grachtschelde (seur le fossé) liep tussen de oude Schelde, naast de Refuge van Ename, naar de stadsvesten. Waar de gracht de vesten doorkruiste, was er een versterkt sluiswerk.

De kasteelgracht rond het kasteel van Pamele werd aangeduid als een visvijver (Sauvoir Monsignor d’ Audenarde).

Rond de ommuring lagen de stadsvesten (de versterkingsgrachten). In Oudenaarde was er een dubbele gracht. De eerste stadsvest werd de stadsgracht genoemd, de buitenste de leie.

Het Curtvestkinliep van de Onze-Lieve-Vrouwkapel Ten Eik oostwaarts naar de Schelde. Het Curtvestkin lag ten zuiden van het huidige Sint-Jozefsplein op de Eindries.

De gracht van aan de Onze-Lieve-Vrouwkapel Ten Eik tot aan de Pudemere heette het Langvestkin. Het Langvestkin liep evenwijdig met de Eecxkensstraat. De in 1776 gegraven Coupure lag op dezelfde plaats als het Langvestkin en het Curtvestkin. De Coupure werd gegraven om de blekerijen op de Eindries in de zomer van voldoende water te voorzien. Vanaf dan sprak men niet meer over de Kleine, de Grote of de Groene Eindries maar over de Binnen en Buiten Eindries, respectievelijk binnen of buiten de Coupure.

De Rijtgracht liep van de Meerspoort westwaarts door de Oudenaardse meersen.

De gracht van Maegdendaleliep van de abdij van Maagdendale noorwestwaarts naar de Schelde.

Een gracht liep evenwijdig met de Molenstraat. Een andere gracht liep evenwijdig met de Bergstraat en de Remparden. Ten noorden van het Bourgondiëkasteel lag nog een gracht. Op de Eindries bevond zich ter hoogte van de Pottierstraat en de Broekstraat een grachtstelsel dat zijn rol speelde in de drooglegging van de Eindries.

Ter hoogte van de Kleine Eindries waren er 2 vijvers. Het betreft de Ganzeputten die in het bezit waren van het Klooster van Sion. Aan de Schelde werden sedert de middeleeuwen putten gegraven voor de fabricage van bakstenen.

De Pudemere, een vijver aan de westzijde van de Eindries waar mocht gevist worden, was een gift van Margaretha van Constantinopel voor het Onze-Lieve-Vrouwehospitaal (1246). In 1543 werd de vijver gedempt.

Bruggen

Waar de Schelde Oudenaarde binnenkwam lag de Meerschpoortbrugghe. Het was een overbrugging van de waterpoort.

De Scheldebrug tussen de Stenen poort en de Bergstraat, noemde sinds 1275 de Steenbrug of Steenen Brug. Andere benamingen waren later de Hoge Brug of Hooge Steenbrugge. Vroeger was dit een houten brug. De stenen brug telde 3 bogen en werd opgericht door hertog Gieselbrecht.

In de 12de eeuw werd de Speiplanke, de brug over het Spei, voor het eerst vermeld. Op de sluis van het Spei kon men via een brug de Schelde oversteken.

Er werd aangenomen dat de Borchbrugghe de oudste brug van Oudenaarde was. Een document uit 1117 legde de grens namelijk op diuturnior cursus en de oudste brug.

De 2 oudste bruggen waren evenwel de Hoofdeloze Brug en de Steenbrug. De oudste was de Hoofdeloze Brug. Ze lag over de oorspronkelijke Scheldeloop die uiteraard ouder is dan de 2 latere door de mens gegraven rechttrekkingen.

De Grachtmeulebrugghe was de brug over de Grachtschelde tussen de Krekelput en Tussenbruggen.

De Clynkebilsbrugghe was de brug over het Curtvestkin bij de Galgestraat. Het Curtvestkin was de gracht die ten noorden van de Abeelstraat naar de Schelde liep. Een eerste vermelding dateert van 1440.

De Wostyneplancke overbrugde het Curtvestkin op de kruising met de Eecxkenstraat ter hoogte van de Onze-Lieve-Vrouwkapel Ten Eik.

De Pottiersbrugge maakte over een gracht de verbinding tussen het Pachtgoedstraatje en de Pottierstraat. De brug werd later het Steenen Peirt genoemd.

Ongetwijfeld zijn er nog meer bruggen geweest.

De stadsversterkingen

Tussen de reeds besproken dubbele grachten lag een wal. Deze werd door de huidenvetters gebruikt om leer te looien.

In 1290 werd van de aarden stadsomwalling overgegaan naar een stenen ommuring.

Nog vóór 1253 werden eveneens de vesten rond Pamele getrokken. De Bourgondische vorst Jan Zonder Vrees deed in 1415-1416 de Oudenaardse ommuring versterken door 5 poorten en 24 torens. Onder het bewind van zijn vader, Filips de Stoute, werd echter reeds met de bouw van de poorten begonnen. In 2012 werden de funderingen van 1 van de 5 poorten, namelijk de Baarpoort, blootgelegd.

Poorten

Oudenaarde telde in de 16de eeuw 5 toegangspoorten en 3 waterpoorten. Daarnaast stonden er binnen de muren van Oudenaarde nog 3 andere poorten. De poorten waren eigendom van de stad en werden verpacht. Ze werden gebruikt om er bijvoorbeeld hooi en stro te drogen te leggen, om er varkens en kippen te houden, om ze als gevangenis te gebruiken …

De Meerspoort, de Einepoort en de Beverepoort waren de oudste poorten tot de stad.

De Beverport gaf toegang tot de stad vanuit het voorgeborgte Bevere. Later werd ze de Gentse poort genoemd.

De Eynpoorte gaf toegang van en naar de Eindries. De Einepoort had een bolwerk, een extra versterking die Vurderpoor genoemdwerd.

De Merschport was de enige poort van Oudenaarde die uit 2 delen bestond. Er was een cleene mersportkin (binnenste poort) en een groeter merschporten (buter merschporten). Toen in de 13de eeuw Oudenaarde en Pamele volledig werden omwald, sloot de nieuwe ommuring aan op de Buitenste Meerspoort. De Binnenste Meerspoort stond toen tussen de Garenmarkt en het Meerspoortsteegje. De Binnenste Meerspoort verloor vanaf de 13de eeuw zijn functie (staat niet afgebeeld op de kaart).

De Berchpoort bestond reeds in 1175. Le porte de le Berstrate lag op de Bergstraat, richting Edelare. Vauban noemde de poort het bastion de Bruxelles.

Waar het J.J. Raepsaetplein is, lag vroeger de Baerchpoort. De Baarpoort werd reeds in 1285 vermeld. Vanaf Vauban werd ze de Doornikse poort genoemd.

Geen toegangspoort was de torre op de steenbrugghe. Hetwas de poort aan de Steenbrug op de andere oever van de Schelde. De Steenpoort was één van de oudste poorten van Oudenaarde.

Dhoofdeloose poorte lag tussen de Krekelput en de Broodstraat en was ouder dan de Meerspoort, de Beverepoort en de Einepoort. Het was ooit de grens tussen Oudenaarde en Pamele. Toen Oudenaarde en Pamele één grote omwalling hadden, werd de Hoofdeloze poort nutteloos en werd ze afgebroken. Ze staat daarom niet op de kaart van van Deventer.

De Schelde stroomde door Oudenaarde langsheen 3 waterpoorten, één onder de Meerspoort (met een versterkt sluizenwerk), één bij de Einepoort en één over de Grachtschelde, ook Barbelstoren genoemd.

Torens

Op de kaart van van Deventer zijn meer torens te zien dan de 24 die Jan zonder Vrees liet bouwen. Zo werden 2 oude poorten omgebouwd tot torens. Ongeveer 20 torens waren bezit van de stad en werden net als de poorten verpacht voor allerlei zaken.

Tussen de Meerspoort en de Beverepoort stonden de Leupegemtoren, de toren van Ysaac van der Moten, de Malvauteen de Vispaenstoren. De toren op het einde van het Borregangstraatje was een gesupprimeerde poort die vroeger toegang gaf tot de meersen.

Tussen de Beverepoort en de Einepoort lagen 6 torens. De Goysein Beystorenlag op de hoek van de Wijngaardstraat. De Blaffaerttoren was de omgebouwde Kattepoort die op het einde van de Kattestraat lag. Verder waren er nog de Matthystoren, de Clessenaerstoren en de Beelkinstoren.

Tussen het kasteel van Bourgondië en de Bergpoort lagen Crauals poortkin, de Kannebrekerstoren, de Maleghijs en het Smeystorreke.

Op de linkeroever stond de Perretoren. De Perretoren was met een brug verbonden met het kasteel van Bourgondië.

Tussen de Bergpoort en de Baarpoort lagen de Peenmakere of Herboutstoren, de Hermanstoren en de Matthijs de Cesteleyntoren.

Tussen de Baarpoort en de Meerspoort lagen de Blauwen steenen of Nieuwe Blauwe toren, de tRailletorenten zuidwesten van de abdij van Maagdendale, de St-Joristoren aan het St- Jorishof en de Crispijntorre of Meester Kerspijntoren. Één van de torens kon niet worden benoemd.