Bartholomeus De Rantere
Een kleermaker met zin voor geschiedenis

Bartholomeus De Rantere (°8 juni 1775, Oudenaarde - †18 november 1831, Oudenaarde), was de oudste zoon van Jan, een kleermaker met een winkel op de hoek van de Markt en de Einestraat. Bartholomeus trad in zijn vaders voetsporen en werd eveneens kleermaker. Hij woonde net als zijn ouders op de Markt.

Wat we weten over De Rantere is dat hij een ‘patriot’ was. Hij was lid van de ‘volontaire’ corpsen van Oudenaarde in de periode van de Verenigde Nederlandse (Belgische) Staten (1790). Als 14-jarige nam hij onder meer op 01/06/1790 deel aan het onderdrukken van een keizersgezinde boerenopstand in Mater door het detachement patriotten onder leiding van luitenant G. Liedts. Zo schreef Bartholomeus: ‘…en ontrent de plaetse van het voorzeijde Maeter komende, wierden wij dapper gegroet door fusiqscheuten … maer de volontaire op hunnen tour ook schietende wierden de boeren haest verspreijd met agterlaeting van eenen gekwetsten … Jan Avermaet, Antone Van de Castelen en ik namen alsdan den captijn van de boeren die genaemd was Fidelis De Neve, eenen keijserlijke overlooper die namaels hier is opgehangen …’

Van Bartholomeus is eveneens geweten dat hij eind oktober 1798 bijna het leven verloor.

Na de inval van de ‘briganten’ in Oudenaarde werd hij gedwongen bij hen aan te sluiten. Deze liepen al de huizen af om wapens op te vragen en ook om alle jonkheden te gaan halen. ‘Ik zittende aen mijne deure ben eenen van de eerste genomen geweest.’ Dit was dik tegen zijn goesting. Hij ‘maeckte niet hun gemeijne zaeke’.

Eenmaal de Fransen de stad opnieuw innamen, gingen zij driest tekeer en schoten op alles wat zij tegenkwamen. Bartholomeus had het ongeluk enkele Fransen op straat tegen te komen. ‘Ik hun ontmoetende op de Bourgbrugge, ben ook den slagtoffer van de bloeddorst geworden, want ik ben dwers door mijn hoofd geschoeten, dat is te zeggen dat den bal onder de rechte oor is ingegaen en uijgekomen in de wange. Naer mij uitgestroopt te hebben, zijn zij vortgeloepen …’ Als bij wonder overleefde Bartholomeus de aanslag.

In januari 1824 werd de Oudenaardse ‘Stedelijke Commissie tot bewaarnis der gedenkstukken van Kunst en Geschiedenis’ boven de doopvont gehouden. Om de eenheid van zijn onderdanen te bevorderen, introduceerde Willem I een sterke cultuurpolitiek en staatszorg voor de cultuur. De interesse voor geschiedenis en identiteit vond in Oudenaarde navolging. De vermelde commissie was het product van deze cultuurpolitiek en leidde tenslotte in 1828 tot de oprichting van een bemand stadsarchief.

Voorzitter van de commissie was Jan Jozef Raepsaet (1750-1832). Hij maakte een archiefschema en archiefbewerkingsplan voor de ‘Organisatie van d’Archiven van de stadt Audenaerde’.

Bartholomeus De Rantere was lid van de commissie en begon in 1824 een kroniek (met chronologisch geordende gedenkwaardige en/of historische feiten) van de stad Oudenaarde te schrijven, van de vroegste tijden tot zijn eigen tijd (tot 1831). Tijdens zijn leven was hij uiteraard ooggetuige. Hij maakte gebruik van bestaande bronnen, van een groot aantal archiefstukken uit het stadsarchief en van een belangrijke 16de-eeuwse kroniek (het manuscript Vandenbroeke) dat verloren is gegaan. Wat hij de moeite waard vond, pende hij meestal letterlijk neer. Naast betrouwbare informatiebronnen heeft Bartholomeus meer dan waarschijnlijk ook minder betrouwbare bronnen gebruikt. Hij gaf geen verklaringen en vond van zichzelf dat hij niet aan geschiedschrijving deed. Hij noteerde voornamelijk politieke/militaire en religieuze feiten. Dankzij zijn werk is een neerslag bewaard van bronnenmateriaal dat in zijn oorspronkelijke vorm al verloren is gegaan.

Het handschrift is in 14 boekdelen gebonden en is in zeer goede staat bewaard gebleven en ligt in het stadsarchief van Oudenaarde (zie foto).

De stad Oudenaarde was zich bewust van het belang van haar uitzonderlijke historische archief. In januari 1828 stelde het stadsbestuur Bartholomeus De Rantere aan als archiefbeambte. Hij kreeg de taak om ‘binnen den tijd van twee jaren tegen een gematigde belooning’ een inventaris op te maken van het oud archief van de stad. Bartholomeus deed zijn inventarisatie niet volgens het archiefschema en archiefbewerkingsplan van Jan Jozef Raepsaet. Het resultaat van de eerste klassering van het archief was vervat in 3 lijvige boekdelen. De inventaris is slechts gedeeltelijk bewaard gebleven. Bartholomeus vermengde verschillende archiefvormers. De inventaris bevat zowel stukken van de stedelijke instellingen als van de kasselrij Oudenaarde (een bestuur voor een groter gebied rond Oudenaarde). Het werk van De Rantere is een soort geordende plaatsingslijst. De bescheiden zijn volgens hun plaats beschreven nadat ze eerst in een chronologische orde werden geplaatst. Na zijn overlijden in 1831 werd Bartholomeus De Rantere opgevolgd door een archief-supervisor, dokter Désiré Vandermeersch (1789-1863), en door een archivaris-landmeter, Henri Van Huffel (1790-1849).

We kunnen stellen dat Bartholomeus De Rantere een groot Oudenaardist is geweest. Hij leverde met zijn kroniek een schat aan informatie over de geschiedenis van Oudenaarde. Zijn verdiensten als (amateur)historicus zijn wellicht tot op heden ondergewaardeerd gebleven.

Annoncenblad 27/11/1831